Bijles Waterland wordt met veel plezier en passie gerund door Suzanne Rustenburg en Marek Zeyfert.
Geen van beide komen we uit het reguliere onderwijs, maar hebben wel al veel ervaring in het begeleiden van kinderen en jongeren. Hoe?
Suzanne Rustenburg:
Ik ga graag en makkelijk met kinderen om. Ik heb nooit voor de klas willen staan, maar waarom niet? Vooral vanwege de enorme werkdruk. Meer dan 60% van de week gaat op aan weektaken maken, schriften en toetsen nakijken, dictees analyseren, handelingsplannen schrijven, absentenregistratie, extra werk uitzoeken voor kinderen die voor- of juist achterlopen, sociogrammen opstellen, nieuwsbrieven schrijven, mails beantwoorden, knutsels bedenken en ophangen, eventuele stagiaires begeleiden, informatieavonden verzorgen, enz. enz. En dan heb ik het nog niet eens over eindtoetsen, het organiseren van schoolreisjes, musicals, sportdag, en dan komt er nog een heleboel geregel daaromheen, zoals vergaderen. Daar komt dan nog een uitgebreide administratie bij. De administratie van een basisschooldocente bestaat uit een groot aantal mappen; autisme, coöperatieve werkvormen, cito, kwaliteitskaarten, rekenpilots, nieuws uit de zorghoek, ouderbulletins, schoolreizen, toetskalender. En alleen in de submap werkgroepen staan ook weer 25 submappen (hoofdluis, hoogbegaafdheid, feestdagen…). Al deze werkzaamheden gaan ten koste van waar het eigenlijk om draait: lesgeven. De werkdruk die hierdoor ontstaat, zorgt bij leerkrachten vaak voor een vermindering van werkplezier, leskwaliteit en gezondheid.
Door alle bezuinigingen op het onderwijs is er vaak geen geld voor onderwijsassistenten en komt al het werk neer op de leerkracht. Dit was voor mij geen aantrekkelijk beeld. Ik vind het geweldig om met kinderen te werken en er komt altijd administratie bij kijken, maar het moet wel in balans zijn. Daarbij zou ik het erg frustrerend vinden om te zien dat sommige leerlingen achter raken en daar door tijdgebrek niets aan te kunnen doen. Daarom voor mij geen baan op een school.
Ik heb jaren gewerkt als mentor van kinderen uit groep acht van wie de docent zich zorgen maakte over de overstap naar het voortgezet onderwijs. Deze kinderen hadden niet altijd de juiste begeleiding van thuis, hadden gedragsproblemen en/of leerproblemen. Door de persoonlijke aandacht en betrokkenheid, hulp bij plannen en huiswerk en het betrekken van ouders bij de school en het schoolwerk van het kind, was er vaak snel een enorme verandering te zien in de inzet en motivatie van het kind. Het kreeg weer vertrouwen in zichzelf en zag weer toekomst. Een zeer dankbare en bevredigende baan!
Daarna ben ik me meer gaan concentreren op de begeleiding van kinderen met een achterstand in bijvoorbeeld rekenen of taal. Ook hier zag ik verbluffende resultaten. Door een-op-een met een kind te werken, krijg je snel resultaat. Het kind wordt niet afgeleid door andere kinderen, maar is de hele les geconcentreerd bezig. Lees hierover meer op de pagina ‘hoe werken wij?’
Marek Zeyfert:
Ook ik ga graag met kinderen om. Ze zijn nog wie ze zijn; open en eerlijk – fijn om mee te werken. Ik vind het naar om te zien dat kinderen ‘ondergesneeuwd’ raken door de grote klassen en het gebrek aan voldoende personeel. Niet alle kinderen durven aan te geven dat ze iets niet begrijpen, zeker niet als ze het na uitleg nog steeds niet begrijpen. Er is dan heel snel een achterstand opgelopen. Ik zie ook dat kinderen met een achterstand een aangepaste leermethode krijgen of een taal- of rekenboek uit een eerdere groep. Als ze klaar zijn, mogen ze tekenen. Hiermee verhelp je niet het probleem dat is ontstaan. Het kind komt op die manier niet op het niveau dat het hoort te hebben. Wanneer het kind de Cito doet, scoort het slecht omdat het nog niet alle stof heeft gehad of begrepen heeft. Ik heb een jongen begeleid uit groep 7 waarmee dit het geval was. Hij leerde helemaal niet slecht, maar door de aanpak op school voelde hij zich dom en hij geloofde dat hij niet goed kon leren! Al snel bleek dat dit niet het geval was. Met wat moeite kreeg hij door hoe hij moest rekenen met breuken, wat procenten waren, oefende hij met de tafels die er nog niet helemaal in zaten, kon hij kommagetallen vermenigvuldigen, terwijl hij op school sommen maakte als 5×6. Dit is zeker geen aanklacht tegen de school. Als er niet zoveel bezuinigd was, had hij wellicht meer aandacht gehad of zelfs bijles op school.
Maar het gaat niet alleen om kinderen met een achterstand. Ik heb ook leerlingen gehad die voorliepen op hun klasgenoten. Ook voor hen is er nauwelijks tijd om te zorgen voor extra uitdagingen, waardoor ze zich gaan vervelen en school niet meer leuk vinden. Ook deze kinderen kunnen gebaat zijn bij bijles (zie pagina ‘hoe werken wij?’).
Ik heb in het verleden (groepen) jongeren begeleid die werkervaring moesten opdoen. Dit gebeurde op de bloemenveiling. Ik vond het erg fijn om te zien hoe ze onzeker binnenkwamen en door zichzelf te ontwikkelen stevig in hun schoenen kwamen te staan en volwaardig konden meedoen in de maatschappij. Nu ik met jongere kinderen werk, heb ik mijn draai gevonden. Dit is prachtig werk! Er is niets mooiers dan een kind laten zien dat het meer kan dan hij of zij dacht, het zelfvertrouwen te geven en geïnteresseerd te maken.